Afwikkeling overstroming Maas

Op 24 mei jl. ontving de gemeenteraad de reactie van het college op het eindverslag van de raadswerkgroep met betrekking tot de overstromingen in Horn.

Thieu Wagemans: Eerst even de feiten. Op 9 maart jl. vond op uitnodiging van een Burgercomité een bijeenkomst plaats in Horn waarbij alle fracties in de Raad werden uitgenodigd. Aanleiding voor die bijeenkomst was de onvrede onder bewoners over de wijze waarop de Burgemeester en het College hadden gehandeld tijdens en voorafgaand aan de overstromingen en in de periode daarna. Dit terwijl van begin af aan door het Burgercomité was aangestuurd naar een oplossing waarmee zowel de betrokken inwoners als de gemeente tevreden zouden kunnen zijn. Het was nimmer de bedoeling om te zwartepieten maar men wenste wel dat de feiten op tafel zouden komen, zoals een gebrek aan inlevingsvermogen en een afstandelijke zoals niet afwezige houding vanuit het College. Eveneens een gebrekkige communicatie vooraf en ook tijdens de dagen van de overstroming. Boos was men ook over een bericht in de Limburger waarin wethouder Martens zich presenteerde als diegene die doortastend was opgetreden bij het realiseren van de nooddijk, terwijl de nooddijk volgens betrokkenen vrijwel geheel was gerealiseerd op initiatief van bewoners met hulp van vele vrijwilligers en hulp biedende bedrijven. Ook de zeer late en onvolledige behandeling van de procedure met de aansprakelijkheid bij de gemeentelijke verzekeringsmaatschappij was een doorn in het oog. De bijeenkomst was georganiseerd om via de Raad het College tot actie aan te zetten.

Ook in de periode die volgde bleek het lastig tot zinvol overleg te komen met de gemeente. Men voelde zich onvoldoende gehoord en wenste alsnog gelegenheid te krijgen inbreng te kunnen hebben met betrekking tot hun ervaringen. Ook de trage afwikkeling van de schade leidde tot ongenoegen. Er was geen sprake van een actieve betrokkenheid vanuit het College zoals in andere gemeenten het geval was. Bewoners vertelden tijdens die bijeenkomst zeer concreet wat zij hadden ervaren.

Aanwezige raadsleden spraken zich vervolgens uit, waaruit bleek dat de geuite kritiek werd onderkend. Men vond dat er actie nodig was, zowel op inhoudelijk vlak maar zeker ook om het aangetaste vertrouwen in het College te herstellen. Aan het eind van de bijeenkomst werd besloten een werkgroep op te richten van raadsleden om aandacht te geven aan de klachten. Aan die werkgroep werd deelgenomen door alle fracties met uitzondering van D66 dat aangaf geen deel uit te willen maken van de Werkgroep.

Activiteiten en voorstellen Werkgroep

De Werkgroep heeft vervolgens in een constructief overleg de klachten besproken en voorstellen gedaan om tot oplossingen te komen. In het eindverslag worden meerdere aanbevelingen gedaan, zoals:

  • Tegemoetkomen aan de wens van bewoners om alsnog een ruimere gelegenheid te krijgen hun ervaringen te uiten. Het eindverslag bevat daartoe concrete voorstellen zoals:
  • Een steviger opstelling ten opzichte van Rijkswaterstaat. Bekend is immers dat het risico van overstromingen in de komende jaren toeneemt omdat het Retentiebekken Noord pas als laatste onderdeel van de plannen voor beveiliging van de Maas aan bod komt. Bovendien is de verhoging van het inlaatpunt volgens Rijkswaterstaat pas rond 2028 gepland. Dat betekent dat welbewust het risico van overstromingen is ingecalculeerd. In gelijke zin dient helde te worden gemaakt dat in geen opzicht een verlaging van dijken rond het Lateraal Kanaal wordt geaccepteerd, wanneer het risico aanwezig is van waterstandsverhoging ter hoogte van Horn, Haelen en Buggenum. Ik verwijs naar de eerdere uitspraak van de Raad hierover.
  • Verkennen of een civielrechtelijke aansprakelijkheidsstelling van Rijkswaterstaat kans van slagen heeft.

De reactie van het College die we 24 mei jl. ontvingen op het Eindverslag heb ik niet alleen ervaren als teleurstellend, maar ook als volkomen misplaatst. Het is een poging om iedere verantwoordelijkheid uit de weg te gaan en het beeld op te roepen dat het College voorbeeldig heeft gewerkt, zowel voorafgaand als tijdens de overstromingen. Men veegt het eigen straatje schoon en doet wederom geen enkele poging de reacties van burgers in Horn serieus te nemen. Het College gaat voorbij aan het feit dat het maandenlang inspanningen kostte om het College ertoe aan te zetten de bewoners te betrekken bij de evaluatie. Dat werd maandenlang geweigerd en er was een Raadsuitspraak nodig om bewoners gelegenheid te geven hun ervaringen naar voren te brengen. Vervolgens ontstond het probleem dat vanuit het College werd geweigerd een uitgebreid verslag te maken van die bijeenkomst.

De op 24 mei jl. ontvangen reactie is tekenend voor het optreden van het College rond de overstromingen. Het is een formele en afstandelijke opstelling die allerminst getuigt van invoelingsvermogen. Integendeel. Kritiek op het optreden van het College wordt opgevat als een persoonlijke aanval. Die reactie tekent ook de reactie op het eindverslag van de Werkgroep en geeft niet blijk van lerend vermogen, bereidheid tot reflectie en van bestuurlijke volwassenheid, maar de betreffende leden van het College voelen zich op hun teentjes getrapt. In plaats van burgers serieus te nemen, klopt men zichzelf op de borst en schetst men een beeld over het eigen handelen dat totaal afwijkt van hoe burgers het handelen en vooral het niet-handelen van het College hebben beleefd. Wat door de Werkgroep op tafel is gelegd, wordt er in een klap vanaf geveegd.

Mijn dringend verzoek is dat u alsnog met een serieuze en inhoudelijke reactie komt op de inhoud van het Eindverslag zodat deze reactie onderdeel kan zijn van raadsbehandeling. Het is ontoelaatbaar dat de inspanningen van de Werkgroep op deze wijze terzijde worden geschoven, maar vooral dat de gemeente zijn eigen burgers zo in de kou laat staan. De gemeente is er voor de burgers niet andersom en die burgers hebben nu een doortastend gemeentebestuur nodig.